rvw-logo
RVW Advies

Relvante wijzigingen Belastingplan 2015 - 17 september 2014

Traditiegetrouw informeren wij u ook dit jaar over de fiscale voornemens welke op Prinsjesdag in het Belastingplan 2015 zijn gepubliceerd. Het Belastingplan 2015 is aanzienlijk minder omvangrijk dan de voorgaande jaren. Blijkens de toelichting op het wetsvoorstel is dit een bewuste keuze geweest. Teneinde de belastingdienst te ontzien heeft men zich beperkt tot die wijzigingen waarvan de invoering op 1 januari 2015 noodzakelijk geacht werd. In de loop van 2015 zullen aanvullende wetsvoorstellen volgen, waarvan de ingangsdatum minder dringend is.

1. Inkomensbeleid

Op het gebied van inkomensbeleid worden een drietal maatregelen genomen. Allereerst wordt het tarief in de eerste schijf in 2015 opgehoogd van 36,25% naar 36,5%. Volgens het kabinet is dit winst, want eerder was een verhoging naar 36,76% voorzien. Desalniettemin een achteruitgang ten opzichte van 2014.

De afbouw van de algemene heffingskorting, die ertoe leidt dat de algemene heffingskorting afneemt naarmate het inkomen toeneemt, wordt verder verhoogd met 0,32%. Doordat vorig jaar al was besloten dat de algemene heffingskorting in 2015 met circa € 100 zou stijgen, leidt dit alleen bij mensen met een inkomen tussen circa € 52.000 en circa € 57.000 tot een teruggang ten opzichte van dit jaar.

Tot slot wordt voor werkenden de afbouw van de arbeidskorting aangepast. Dit voordeel komt echter alleen ten goede aan mensen met een inkomen tussen € 41.300 en € 100.800. De afbouw van de arbeidskorting (waardoor de arbeidskorting afneemt naarmate het inkomen stijgt) begint in 2015 namelijk niet bij € 41.300 zoals vorig jaar was besloten, maar bij € 49.900. Daardoor wijzigt ook de hoogte van het inkomen waarbij de arbeidskorting naar nul is afgebouwd, namelijk van    € 92.200 naar € 100.800. In 2016 en 2017 zal nog een kleine (opwaartse) aanpassing van het startpunt de afbouw volgen.

2. Overige maatregelen inkomstenbelasting

2.1 Eigen woning

Indien de eigen woning wordt verkocht en daarbij een restschuld ontstaat, kan de rente op de schuld in het vervolg gedurende vijftien (in plaats van de huidige tien) jaar nog in aftrek worden gebracht van het inkomen in Box I.

De zogenaamde verhuisregeling zorgt ervoor dat bij een verhuizing de dubbele rentelasten als gevolg van het onverkocht zijn van de oude woning toch als eigenwoningrente mag worden afgetrokken. In het kader van de crisis was de termijn waarover de dubbele lasten mogen worden afgetrokken tijdelijk opgerekt van twee naar drie jaar. Deze termijn van drie jaar wordt nu structureel.

Indien de te koop staande woning (tijdelijk) wordt verhuurd, gaat deze tot het Box III vermogen behoren. Bij wijze van tijdelijke maatregel was ingevoerd dat bij einde van de verhuur binnen de drie-jaarsperiode, de eigenwoning-status (en daarmee de rente-aftrek) weer gaat herleven. Ook deze tijdelijke maatregel wordt nu structureel.

Tot slot wordt de toepassing van het 6% tarief voor de BTW op arbeidskosten voor de renovatie of onderhoud van woningen verlengd tot 1 juli 2015.

2.2 Box III

De ouderenkorting in Box III wordt met ingang van 2016 iets verlaagd. Het extra heffingsvrije vermogen van € 27.984 voor ouderen met een bescheiden inkomen in Box I (minder dan € 19.895) en een vermogen van minder dan € 279.708 wordt met ingang van 2016 volledig afgeschaft.

Voorts wordt een vrijstelling ingevoerd voor het netto-pensioen. Netto-pensioen is pensioen dat in de toekomst wordt opgebouwd over inkomen boven de grens van €100.000. De pensioenpremie voor pensioen over dat hogere inkomen is dan als gevolg van een wetswijziging niet meer aftrekbaar. De consequentie daarvan is dat de uitkeringen te zijner tijd ook niet belast worden, vandaar de benaming netto-pensioen. Een recht op opgebouwd netto-pensioen kan straks niet worden belast in Box III.

2.3 Levensloop

De levensloopregeling is per 1 januari 2012 voor nieuwe gevallen afgeschaft. Bestaande gevallen met een saldo van meer dan €  3.000 konden tot en met 2021 aan de regeling blijven deelnemen. In 2013 bestond echter de eenmalige mogelijkheid het tegoed in één keer op te nemen, waarbij slechts over 80% van het saldo belasting betaald diende te worden. Voor spijtoptanten komt deze 80%-regeling in 2015 nog een keer eenmalig terug. De regeling is wel beperkt tot maximaal het saldo per 31 december 2013.

2.4 Afkoop lijfrente bij arbeidsongeschiktheid

In geval van langdurige arbeidsongeschiktheid wordt het mogelijk een lijfrentevoorziening voortijdig af te kopen zonder dat dit leidt tot de normaal gebruikelijke strafheffingen zoals revisierente. Het bedrag dat ter zake van de afkoop wordt ontvangen wordt wel gewoon als Box I inkomen belast tegen het progressieve tarief. Het bedrag dat jaarlijks maximaal kan worden onttrokken is gemaximeerd tot € 40.000, of, indien dit hoger is, het bedrag dat gemiddeld in de twee voorafgaande jaren als rekeninkomen voor de lijfrenteaftrek gold. Deze regeling moet het met name voor ZZP’ers mogelijk maken om in geval van arbeidsongeschiktheid voortijdig een aanspraak te maken op hun pensioenpot teneinde in hun inkomen te voorzien.

3. Ondernemingen en ondernemers

3.1 Gebruikelijk loonregeling voor DGA’s

Het salaris van een DGA dient op grond van de huidige wet minimaal gelijk te zijn aan 70% van het gebruikelijk loon voor een soortgelijke dienstbetrekking, met een minimum van € 44.000. Indien bij de vennootschap waarvoor de DGA werkzaam is, of bij een via een minimaal 1/3e aandelenbelang verbonden vennootschap, een werknemer werkt die geen aandelenbelang van minimaal 5% heeft en een hoger salaris heeft, is dat salaris het ijkpunt voor het salaris van de DGA.

De hiervoor genoemde grens van 70% wordt met ingang van 2015 opgehoogd naar 75%.

Met veel DGA’s heeft de belastingdienst afspraken gemaakt over de hoogte van het loon. In het kader van een overgangsregeling dienen deze DGA’s in 2015 uit te gaan van een loon dat gelijk is aan 75/70e van het salaris dat zij over 2013 genoten, tenzij aannemelijk is dat een hoger of lager loon op basis van de wettekst in aanmerking genomen moet worden.

Ook de kring van “normale” werknemers waarmee wordt vergeleken wordt ruimer gesteld. De kring wordt uitgebreid naar alle werknemers van vennootschappen waarin de vennootschap waarvoor de DGA werkzaam is direct of indirect een belang van minimaal 5% heeft.

3.2 Aftrek buitenlandse boetes

Op dit moment zijn boetes die zijn opgelegd door een Nederlandse overheidsinstelling of rechter, of door een instelling van de EU niet aftrekbaar. Deze aftrekbeperking gold niet voor boetes opgelegd door een buitenlandse overheid. Met ingang van 1 januari komt dit verschil te vervallen, en zijn ook buitenlandse boetes niet langer aftrekbaar.

4. Werkkostenregeling

Op 1 januari 2011 is de werkkostenregeling (WKR) ingevoerd. Hierin wordt o.a. geregeld welke kosten een werkgever onbelast aan zijn werknemers kan vergoeden. De werkgever kon er echter voor kiezen om nog steeds de “oude” regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen toe te passen.

Het lijkt nu welhaast zeker dat de WKR op 1 januari 2015 verplicht wordt ingevoerd. De “oude” regels mogen dan niet meer worden toegepast. In een eerdere nieuwsbrief hebben wij al vijf specifieke onderwerpen genoemd die aangepast zouden worden. In het Belastingplan 2015 worden de WKR-puntjes op de i gezet. De puntjes die hierna nader worden toegelicht, zijn:

  1. beperkte introductie van het noodzakelijkheidscriterium;
  2. jaarlijkse afrekensystematiek;
  3. concernregeling;
  4. vrijstelling voor branche-eigen producten;
  5. wegnemen van onderscheid tussen vergoedingen en verstrekkingen (inclusief terbeschikkingstellingen).

Ad 1 Noodzakelijkheidscriterium voor gereedschap en ICT-middelen

Er wordt een noodzakelijkheidscriterium voor gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur in de werkkostenregeling opgenomen.

Dergelijke voorzieningen moeten naar het redelijke oordeel van de inhoudingsplichtige noodzakelijk zijn voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Noodzakelijk wordt in dit verband uitgelegd als “zonder meer nodig”. Zonder meer nodig betekent dat zonder de voorziening de dienstbetrekking niet goed kan worden uitgeoefend en impliceert dat de voorziening in ieder geval daadwerkelijk bij de uitoefening van de dienstbetrekking gebruikt wordt. De omvang of de intensiteit van dat gebruik is indicatief, maar op zichzelf beschouwd niet doorslaggevend. Kosten die alleen maar bijdragen aan een goede uitoefening van de dienstbetrekking zijn niet per definitie als “noodzakelijk” aan te merken.

Het is onze verwachting dat, anders dan het kabinet denkt, veel discussie zal ontstaan over het noodzakelijkheidscriterium.

Ad 2 Afrekensystematiek

In de Wet Loonbelasting wordt een nieuwe afrekensystematiek opgenomen. De inhoudingsplichtige hoeft nog maar één keer per jaar te berekenen wat zijn verschuldigde belasting in het kader van de WKR is. Als het kalenderjaar is afgelopen kan de inhoudingsplichtige berekenen wat de totale loonsom is van het verstreken kalenderjaar waarover bij de werknemer is geheven (kolom 14-loon) en daaruit afleiden wat zijn vrije ruimte is en of die is overschreden. De eventueel verschuldigde belasting in het kader van de WKR dient de inhoudingsplichtige dan aan te geven en af te dragen tegelijk met de belasting die over het eerste tijdvak van het nieuwe kalenderjaar is verschuldigd of ingehouden.

Ad 3 Concernregeling

In de Wet Loonbelasting wordt voor de WKR voorts een concernregeling geíntroduceerd waarmee de verschuldigde belasting bij overschrijding van de vrije ruimte op concernniveau vastgesteld kan worden en afgedragen. Bij de toepassing van de concernregeling worden de deelnemende inhoudingsplichtigen tezamen als één inhoudingsplichtige beschouwd voor de bepaling van de verschuldigde belasting met betrekking tot een aantal eindheffingsbestanddelen. Alle tot het concern gerekende vennootschappen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor deze belastingschuld.

Ad 4 Personeelskorting

Verder wordt in de Wet Loonbelasting een gerichte vrijstelling opgenomen voor vergoedingen en verstrekkingen ter zake van branche-eigen producten van het bedrijf van de inhoudingsplichtige of van het bedrijf van een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap. Aan deze vrijstelling voor personeelskorting wordt de voorwaarde gesteld dat het voordeel niet meer mag bedragen dan 20% van de waarde in het economische verkeer van deze producten en niet meer dan €500 per werknemer per jaar. In afwijking van de oude regeling is het niet langer mogelijk om het niet-gebruikte deel van de personeelskorting door te schuiven naar volgende kalenderjaren.

Ad 5 Vergoedingen en verstrekkingen ter zake van op de werkplek gebruikte voorzieningen gelijktrekken

Vergoedingen en verstrekkingen ter zake van voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikt of verbruikt worden, kunnen gericht worden vrijgesteld. Deze maatregel neemt dan het thans bestaande onderscheid tussen, al dan niet in eigendom, verstrekte voorzieningen (nihilwaardering) en vergoedingen voor dergelijke voorzieningen weg.

Alles overziend lijkt het er niet op dat de WKR een daadwerkelijke lastenverlichting voor de werkgevers oplevert.

5. Toekomstige hervorming van het belastingstelsel

In een aparte brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris aangegeven te werken aan een verdere en veel ingrijpender herziening van het belastingstelsel. “Meer dan alleen de zolder opruimen” noemt hij dat zelf. De brief bevat een groot aantal “denkrichtingen” aan de hand van diverse te maken keuzes. Erg concrete maatregelen bevat de brief nog niet, maar hij geeft wel een goede inkijk in de thema’s die de komende jaren op de fiscale agenda komen te staan.

5.1 Minder complexiteit

Keuze 1 is volgens de staatssecretaris de keuze voor minder complexiteit. Hij noemt daarbij een tweetal voorbeelden. Als eerste de kinderopvangtoeslag. De regering denkt na over een systeem waarbij de toeslag rechtstreeks wordt betaald aan de opvanginstellingen, hetgeen een forse besparing op administratieve lasten voor de burgers maar ook op bureaucratie moet opleveren.

Ook de vereenvoudiging van de autobelastingen wordt als voorbeeld genoemd. Op korte termijn zullen daarvoor voorstellen komen in de vorm van een zogenaamde “autobrief”. Gezien de wijze waarop uitgebreid wordt ingegaan op de kosten en effecten van de stimuleringsmaatregelen voor CO2-zuinige auto’s ligt het in de verwachting dat daar deels het mes in zal gaan. De totale belastingdruk op het autorijden zal echter niet stijgen is de belofte.

Een aantal andere vereenvoudigingen die als voorbeeld genoemd worden zijn:

Schrappen van de middelingsregelingVerhogen van de aanslaggrens

Het uit de Loonbelasting halen van de directeur-grootaandeelhouder

Vereenvoudigen van pensioen in eigen beheer

5.2 Uitvoeringstoets

Keuze 2 is volgens de staatssecretaris het consequent toepassen van een uitvoeringstoets op plannen van de politiek. Door vooraf na te denken over de mogelijke uitvoeringsproblemen, en als gevolg daarvan regelingen niet of anders invoeren, kan een hoop ellende worden voorkomen.

5.3 Fiscale behandeling ondernemerschap

Keuze 3. Wat betreft de fiscale behandeling van het ondernemerschap wordt aangeroerd dat met name die ondernemers gestimuleerd dienen te worden die ook vanuit ambitie kiezen voor het ondernemerschap, en niet alleen vanwege de fiscale voordelen. Met name de verschillen tussen de fiscale behandeling van de IB-ondernemer, de directeur-grootaandeelhouder en de werknemer zullen dan ook tegen het licht gehouden worden. De zelfstandigenaftrek wordt daarbij onder andere genoemd als een instrument waarvan het nut twijfelachtig is.

Ondernemers moeten gestimuleerd worden door te groeien, van ZZP naar ZMP. De zogenaamde wig (het verschil tussen het netto loon van een werknemer en de bruto loonkosten voor de werkgever) dient daarom verkleind te worden.

5.4 Beter spreiden van belastingdruk over de levensloop

Keuze 4. Op dit moment is de belastingdruk het zwaarst tijdens de werkende periode van ons leven, wanneer ook de meeste kosten zich voordoen (aflossen huis en studieschuld, studie van de kinderen etc). De belastindruk is het laagst voor ouderen, die dergelijke kosten in de regel niet of veel minder hebben. Een betere spreiding lijkt op zijn plaats, maar de staatssecretaris geeft daarbij aan dat een verschuiving van lastendruk van jong naar oud alleen heel geleidelijk zou moeten plaatsvinden.

5.5 Lastenverlichting door grondslagverbreding

Keuze 5 en 6 in de brief van de belastingdienst gaan over het creëren van ruimte voor lastenverlichting, maar ook voor vereenvoudiging door bijvoorbeeld te schrappen in het grote aantal aftrekposten en heffingskortingen. Maar ook een herorientatie op bijvoorbeeld de toepassing van het verlaagde BTW-tarief van 6% wordt genoemd. Door hetzij het verlaagde tarief te verhogen, hetzij meer goederen en diensten onder het verhoogde tarief te laten vallen, kun je lastendruk verschuiven van arbeid naar consumptie, en daardoor arbeid goedkoper maken.

5.6 Vergroening

Verschuiving van de belastingdruk van arbeid naar duurzaamheid wordt bij keuze 7 als een mogelijkheid genoemd, maar tevens wordt daarbij aangekaart dat wij wat betreft de heffing van milieubelastingen al één van de koplopers in Europa zijn. Verdere vergroening van het belastingstelsel kan dan ook alleen in Europees verband, anders worden ondernemingen nodeloos de grens over gejaagd.

5.7 Uitbreiden gemeentelijk belastinggebied

Ook de mogelijkheid de gemeenten meer zelf belasting te laten heffen, in plaats van financiering door het rijk, wordt genoemd. Daarbij wordt wel direct aangetekend dat dan de vraag is waarop gemeenten belasting kunnen gaan heffen. Het is in ieder geval niet de bedoeling dat de belastingverlaging op arbeid die hieruit zou moeten resulteren direct door de gemeenten opgevuld gaat worden met een eigen belasting op inkomen.

6. Slotopmerkingen

Het belastingplan 2015 is voor een belangrijk deel een pas op de plaats. Een aantal kleine wijzigingen en het omzetten van een aantal tijdelijke maatregelen in een structurele faciliteit, daar blijft het eigenlijk bij. De verplichte invoering van de werkkostenregeling, en daarbij aangebrachte wijzigingen, waren eigenlijk al bekend, maar zij zullen de ondernemer de komende maanden nog de meeste hoofdbrekens kosten.

Voor de langere termijn heeft de staatssecretaris een aanzet gegeven voor een discussie over verdergaande hervormingen van ons belastingstelsel. Eén en ander is echter nog weinig concreet. Realisatie zal voor een belangrijk deel afhangen van de bereidheid vanuit diverse politieke stromingen een dergelijke hervorming te steunen. Dit zal waarschijnlijk een proces van lange adem zijn. Uiteraard houden wij u hiervan op de hoogte.

Deel dit artikel