A-G Hoge Raad: BOR in erf- en schenkbelasting discrimineert - 08 oktober 2013
De Advocaat-Generaal adviseert de Hoge Raad om verkrijgers van niet-ondernemingsvermogen een vrijstelling toe te kennen, voor zover de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in een hogere vrijstelling voorziet dan de vrijstelling van 75%.
Dit blijkt uit de conclusie die de Advocaat-Generaal heeft genomen in vijf proefprocedures waarbij in geschil was of verkrijgers van niet-ondernemingsvermogen ook de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de Successiewet kunnen toepassen. In beginsel is elke verkrijging krachtens erfrecht of schenking belast, maar door toepassing van de BOF is alleen verkrijging van ondernemingsvermogen tot op zekere hoogte vrijgesteld. Tot 1 januari 2010 gold een vrijstellingspercentage van maximaal 75%. Per 1 januari 2010 heeft de wetgever dit percentage verhoogd van 75% naar 100% (voor de eerste € 1.006.000 aan ondernemingsvermogen) en 83% voor het meerdere (boven € 1.006.000).
Discriminatieverbod en gelijkheidsbeginsel
Deze wetswijziging heeft de vraag doen rijzen of de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet in strijd is met het discriminatieverbod en het gelijkheidsbeginsel. In 2012 oordeelde Rechtbank Breda dat er geen redelijke rechtvaardiging bestaat voor het onderscheid tussen ondernemingsvermogen en niet-ondernemingsvermogen. Volgens de rechtbank is er sprake van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Deze uitspraak heeft veel stof doen opwaaien. Inmiddels is er een groot aantal andere uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven (waaronder proefprocedures) die middels sprongcassatie zijn voorgelegd aan de Hoge Raad.
Bron: Taxence, 3 oktober 2013